In het begin was er stilte.
Niet omdat ik niets wilde zeggen,
maar omdat geen enkel woord
groot genoeg was voor wat ik voelde.
Alles klonk te klein,
te plat, te definitief.
Alsof het benoemen het vastlegde,
alsof spreken betekende dat het echt was.
Dus zweeg ik.
Niet omdat ik niet rouwde,
maar omdat mijn verdriet groter was dan taal.